11 oktober 2020

Spijkermat Shuffle

Wanneer maken politieagenten die bij een burger aanbellen om een eind te maken aan zijn gevaarlijke gedrag met een spijkermat zich schuldig aan huisvredebreuk? Dat was de centrale vraag in een strafvorderingsprocedure tegen de NPB-leden Marcel en Toon van het district Oost-Utrecht in de eenheid Midden-Nederland, aangespannen door de burger in kwestie. Hij kreeg nul op zijn rekest, want volgens het Gerechtshof deden deze agenten gewoon hun werk.

De burger had besloten zijn geparkeerde Ford Transit tegen vandalisme te beschermen door aan de (ingeklapte) buitenspiegel aan de bijrijderskant met twee rubberen elastieken een spijkermat te bevestigen. Door de gekozen parkeerwijze staken tientallen joekels van spijkers op ooghoogte richting het tegemoetkomend verkeer. Twee gewaarschuwde agenten vonden deze gevaarzetting onacceptabel, zeker in de wetenschap dat de rijweg een veelgebruikte fietsroute was voor de leerlingen van een nabijgelegen basisschool.

Mijn voortuin uit!
Het verwijderen van de spijkermat en het achterlaten van een boodschap bij de echtgenote van de burger hadden niet het gewenste effect. Een dag later hing de mat weer aan de spiegel. Marcel en Toon belden aan en dit keer verscheen de burger zelf in de deuropening. Hij werd niet blij van de mededeling dat de spijkermat in beslag was genomen en sommeerde de twee agenten tot drie keer toe zijn voortuin te verlaten. Zij bleven echter aandringen op een gesprek over de situatie, waarna de man de voordeur dicht sloeg en aangifte deed van huisvredebreuk.

De Officier van Justitie oordeelde dat de twee agenten zich inderdaad schuldig hadden gemaakt aan een strafbaar feit door niet uit de tuin te vertrekken nadat ze daar herhaaldelijk om waren verzocht. Gezien het algemeen belang dat hen voor ogen had gestaan besloot hij echter niet tot strafvervolging over te gaan.

Geen strafbaar feit
Daar nam Spijkermans geen genoegen mee. Hij spande een zogenaamde artikel 12-procedure aan (Wetboek van Strafvordering), in de hoop dat het Gerechtshof de Officier van Justitie alsnog de opdracht zou geven tot strafvervolging. In plaats daarvan corrigeerde het Hof het OM door te bepalen dat er in de verste verte geen sprake was geweest van een strafbaar feit. De twee agenten hadden gewoon hun werk gedaan, zoals omschreven in artikel 3 van de Politiewet 2012: ‘De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.’

Citaat: ‘Dat klager hiervan niet gediend was en beklaagden herhaaldelijk heeft verzocht te vertrekken, waaraan zij geen, of althans niet meteen, gehoor hebben gegeven, maakt onder deze omstandigheden niet dat zij daarmee ook wederrechteljk gehandeld hebben. Dat laatste is volgens het Hof niet het geval.’

Volgens de NPB een uitstekend oordeel, geheel in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad dat agenten op basis van artikel 3 Politiewet 2012 bevoegd zijn een geringe, niet stelselmatige inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van burgers.

Meer over:
Rechtspositie