Waarom wordt zwaar werk gedefinieerd als 35 politiedienstjaren waarvan minstens 25 zwaar? Dat volgt toch niet uit het pensioenakkoord?
In het pensioenakkoord wordt met zoveel woorden bepaald dat de RVU-bijdrage bedoeld is voor medewerkers die zwaar werk hebben verricht en door de snelle ophoging van de AOW-leeftijd onverantwoord lang moeten doorwerken. Het pensioenakkoord laat zich verder niet uit over wat er onder zwaar werk moet worden begrepen. Dat moeten de werkgevers en de bonden in de beroepssectoren zelf afspreken.
In de politiesector is over deze kwestie al eerder nagedacht bij het uitwerken van de twee eerdere vroegpensioenregelingen: de AFUP uit 2001 en de VPL uit 2006. De kernvraag was toen wanneer een politiemedewerker voldoende zware jaren had gemaakt om hem aanspraak te geven op een vroegpensioen vanaf 60 jaar: de toen politiek geaccepteerde uittredingsleeftijd voor politiemensen die een groot deel van hun loopbaan het meest zware en risicovolle politiewerk hadden gedaan). De uitkomst van de toenmalige onderhandelingen tussen de werkgever en de bonden was na 35 dienstjaren waarvan minstens 25 zwaar (executief of ATH slijtend). Deze norm werd de basis voor de opbouw van vroegpensioenkapitaal per dienstjaar. Het lag voor de hand hem nu opnieuw te gebruiken als indicator van zwaar werk binnen de politie.