Waarom wordt in de RVU niet maximaal gebruik gemaakt van de fiscale vrijstelling die in het landelijk pensioenakkoord is afgesproken?
In het landelijk pensioenakkoord zijn vroegpensioenuitkeringen aan de huidige zestigplussers vrijgesteld van de fiscale opslag (boete) van vijftig procent, mits ze niet hoger zijn dan € 21.200 per jaar en uitsluitend worden uitgekeerd (in maandelijkse porties) in maximaal drie jaar voorafgaand aan iemands AOW-gerechtigde leeftijd. Dat maakt het mogelijk dat ook iemand die in de loop van 2026 65 jaar wordt nog op basis van een RVU-bijdrage met vervroegd pensioen zou kunnen.
In de RVU voor de politiesector is dat niet het geval. Daar is de toekenning van een RVU-bijdrage beperkt tot collega’s die op 1 januari 2021 al 65 jaar of ouder zijn of in de periode van 2021 tot en met 2025 65 worden. Waar is dat extra vrijstellingsjaar gebleven?
Onderhandelingen per beroepssector
Dat jaar is gesneuveld in de onderhandelingen tussen de werkgever en de politiebonden. Op basis van het landelijk pensioenakkoord kan elke beroepssector desgewenst een tijdelijke vroegpensioenregeling afspreken. Werkgevers zijn daarbij echter niet verplicht de landelijk afgesproken maximumbedragen en -termijnen klakkeloos over te nemen. Welk deel van de fiscale (beleids)ruimte er wordt gebruikt – lees: hoeveel geld er in de regeling wordt gestopt – dat moet per sector in onderhandelingen tussen de werkgever en de bonden worden bepaald.
In ons geval bleek de werkgever niet bereid de maximale drie jaar fiscale ruimte te benutten. De afgelopen twintig jaar heeft hij al flink geïnvesteerd (zo’n 3,5 miljard) in het op peil houden van het vroegpensioen voor de beoogde doelgroep. Bovendien is die groep erg groot en dan heb je het ook bij relatief bescheiden bedragen al meteen over een forse investering.
Compensatie verhoging AOW-leeftijd
Al met al wilde de werkgever niet verder gaan dan het goedmaken van het financiële nadeel dat deze medewerkers hebben geleden door de verhoging van de AOW-leeftijd. Een compensatie waarvoor hij nog niet eerder geld had uitgetrokken. Concreet kwam dat erop neer dat hij nog slechts een RVU-bijdrage wilde verstrekken ter waarde van maximaal twee keer het jaarbedrag dat in het pensioenakkoord fiscaal was vrijgesteld. Daarnaast wilde hij de doelgroep beperken tot de medewerkers die uiterlijk op 31 december 2025 65 worden.
De bonden hebben zich tegen deze beperkingen verzet, maar de werkgever hield op beide punten (hoogte en looptijd) voet bij stuk. Op een aantal andere punt deed hij dat niet – en uiteindelijk moet je dan als bonden je knopen tellen.
LET OP: De werkgever heeft wel ingestemd met de maximale uitkeringstermijn van drie jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd uit het landelijk pensioenakkoord. Binnen de overige voorwaarden kunnen collega’s het RVU-bedrag waar ze recht op hebben dus over een langere periode uitsmeren en daardoor desgewenst nog wat eerder stoppen met werken.
De tijdelijke RVU is echter niet het einde van het verhaal. De politiebonden zullen zich onverminderd sterk blijven maken voor zo goed mogelijke vroegpensioenopties voor politiemedewerkers – dus ook voor de collega’s die vanaf 1 januari 2026 65 jaar worden.
Leidt de komst van het nieuwe pensioenstelsel tot de voorgespiegelde extra (fiscale) beleidsruimte voor vroegpensioenregelingen, dan zullen wij tijdens cao-onderhandelingen onze eisen voor een nieuwe structurele regeling voor de politiesector op tafel leggen. Komt er geen AOW na 45 gewerkte jaren en blijkt het verlofsparen onvoldoende soelaas te bieden, dan zullen de politiebonden inzetten op een verlenging van de RVU die nu voor de komende vijf jaar overeengekomen is. Dit dossier wordt dus voorlopig nog niet gesloten.