In het landelijk pensioenakkoord uit 2019 is afgesproken dat de overheid het voor werkgevers weer betaalbaar maakt om oudere werknemers een vroegpensioenuitkering te geven. Dat doet de overheid door een bepaalde groep vroegpensioenuitkeringen te vrijwaren van de fiscale opslag (lees: boete) van 52 procent die sinds 2011 geldt voor vroegpensioenuitkeringen.
Landelijke (fiscale) ruimte
Het gaat om vroegpensioenuitkeringen tot een maximum bedrag dat is gekoppeld aan de netto-AOW en jaarlijks wordt herzien. In 2023 is het fiscaal vrijgestelde RVU-bedrag maximaal € 24.444. Dit bedrag moet in maandelijkse porties worden uitgekeerd (in 2023 maximaal € 2.037 per maand).
Hoeveel jaar komen oudere werknemers voor een fiscaal vrijgestelde RVU-uitkering in aanmerking? Dat is maximaal drie jaar – om precies te zijn de drie jaar voorafgaand aan hun AOW-gerechtigde leeftijd.
De afgesproken fiscale versoepeling is in eerste instantie tijdelijk. Zij geldt voor een periode van vijf jaar: van 2021 tot en met 2025. Hoe moet je dat praktisch zien? Tot 31 december 2025 kunnen werkgevers werknemers onder een sectorale RVU laten vallen. Daarna geldt een (fiscaal vrijgestelde) uitloopperiode van drie jaar – tot december 2028. In die fase is nieuwe instroom op basis van de tijdelijke regeling niet mogelijk.
De laatste werknemers die optimaal gebruik kunnen maken van de tijdelijke RVU-afspraken zijn dus degenen die op 31 december 2025 de leeftijd van 64 jaar bereiken. Zij komen vervolgens tot aan hun AOW-gerechtigde leeftijd van 67 jaar (= de maximale drie jaar) in aanmerking voor een maandelijkse RVU-uitkering
Sectorale onderhandelingen
Het bovenstaande zijn de landelijk afgesproken maximumbedragen en -termijnen. De werkgevers waren niet verplicht deze klakkeloos over te nemen. In hoeverre zij gebruik wilden maken van de geboden fiscale ruimte – lees: hoeveel geld er uiteindelijk in een vroegpensioenregeling werd gestopt – dat moest per sector worden bepaald in onderhandelingen tussen de werkgever en de bonden.
Voor het gemeentepersoneel is een RVU uit de bus gekomen die volledig gebruik maakt van de geboden fiscale ruimte en dus een (fiscaal vrijgestelde) uitloopperiode heeft tot en met 2028. In de RVU voor de politiesector is dat niet het geval.
De werkgever bleek niet bereid de maximale drie jaar fiscale ruimte te benutten. Hij vond dat hij de afgelopen twintig jaar al flink had geïnvesteerd (3,5 miljard) in de vroegpensioenopties voor de beoogde doelgroep (babyboomers). Dat was bovendien een erg grote groep en dan heb je het ook bij relatief bescheiden bedragen al meteen over een forse uitgaven.
Twee beperkende voorwaarden
De werkgever wilde niet verder gaan dan het goedmaken van het financiële nadeel dat deze collega’s hadden geleden door de verhoging van de AOW-leeftijd. Dat was een compensatie waarvoor hij nog niet eerder geld had uitgetrokken. Concreet was zijn aanbod een RVU-uitkering van maximaal twee keer het jaarbedrag dat fiscaal was vrijgesteld. Daarnaast wilde hij de doelgroep beperken tot de medewerkers die uiterlijk op 31 december 2025 de leeftijd van 65 jaar bereikten.
De bonden hebben zich tegen deze beperkingen verzet, maar de werkgever hield op beide punten (hoogte en looptijd) voet bij stuk. Uiteindelijk moet je dan als bonden je knopen tellen.
De werkgever heeft overigens wel ingestemd met de maximale uitkeringstermijn die in het pensioenakkoord wordt genoemd: drie jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd. Desgewenst kunnen politiemedewerkers het totale RVU-bedrag waar ze aanspraak op hebben dus over meer dan 24 maanden uitsmeren en daardoor desgewenst nog wat eerder stoppen met werken. Hun RVU-maandbedrag wordt dan uiteraard navenant lager.
Deadline 31 december 2025
Voor alle duidelijkheid: de tijdelijke RVU voor de medewerkers van gemeenten is dus inderdaad op twee punten inhoudelijk gunstiger: de maximale hoogte van de uitkering en de maximale uitlooptijd. Wat betreft de uiterste instroomdatum zijn de regelingen echter gelijk: op 31 december 2025 houdt de toegang tot deze tijdelijke voorziening op.
Tijdens de onderhandelingen over de politie-cao 2022-2024 hebben de bonden al geprobeerd de voorwaarde van 65 jaar op uiterlijk 31 december 2025 van tafel te krijgen. Dat had ertoe kunnen leiden dat ook de collega’s die uiterlijk op die dag 64 jaar werden onder de tijdelijke regeling zouden vallen. Maar helaas: dat bleek (nog steeds) absoluut onbespreekbaar.
Daarom is het wachten nu op een politiek besluit over de opvolger van het huidige (tijdelijke) RVU-akkoord. Alleen op basis van nieuwe fiscale regelgeving kunnen de bonden en de werkgever gaan onderhandelen over een nieuwe (permanente?) RVU voor politiemensen die na 31 december 2025 de leeftijd van 64 of 65 jaar bereiken.
In de nieuwe cao is in ieder geval (opnieuw) de inspanningsverplichting vastgelegd hierover het overleg te openen zodra de politiek dat praktisch mogelijk maakt.