Structurele vroegpensioenregeling
Tot 2001 erkende de overheid (uitvoerend) politiewerk als een zwaar beroep. Dat bleek uit het bestaan van het functioneel leeftijdsontslag (FLO): agenten moesten vanaf 60 jaar verplicht stoppen met werken en kregen dan vijf jaar lang – tot aan de toenmalige AOW-gerechtigde leeftijd van 65 jaar – minstens 80 procent van hun laatstverdiende salaris doorbetaald.
Niet lang daarna besloot de politiek dat de schatkist jaarlijks te veel inkomsten misliep door het faciliteren van vroegpensioenregelingen (alleen betaalbaar dankzij fiscale vrijstellingen). Door invoering van een torenhoge fiscale boete en aanverwant ontmoedigingsbeleid werden in vijftien jaar tijd alle bestaande vroegpensioenregelingen financieel de nek omgedraaid.
Zwaar beroep
Pas in juli 2019 keerde het politieke tij weer. Toen sloten de werkgevers, de vakbeweging en de overheid namelijk een landelijk pensioenakkoord. Een van de hoofdafspraken daarin: we gaan in Nederland mensen met zware beroepen – zoals politiemedewerkers – weer financiële mogelijkheden geven om vervroegd te stoppen met werken. Dat is noodzakelijk als je wilt dat deze werknemers nog in relatief goede gezondheid van hun pensioen kunnen genieten.
In eerste instantie is deze afspraak ingevuld door een tijdelijke fiscale regeling. Die gaf sociale partners tot 2026 extra financiële ruimte om desgewenst vroegpensioenregelingen af te spreken voor bepaalde groepen werknemers. In het voorjaar van 2020 hebben de werkgever en de politiebonden deze extra fiscale ruimte benut om voor de oudste executieve medewerkers bij de politie een Regeling Vervroegd Uittreden (RVU) uit te onderhandelen.
Het was de bedoeling dat in de tussentijd op landelijk niveau zou worden onderhandeld over een structurele fiscale regeling. Dat zou dan de financiële basis opleveren voor een structurele vroegpensioenregeling voor politiemedewerkers vanaf 1 januari 2026.
Structurele voorziening
De politiebonden vinden het zeer kwalijk dat er nog altijd geen duidelijkheid is over de mogelijkheden op vroegpensioengebied vanaf 2026. Iemand die het heeft gepresteerd om tientallen jaren politiewerk te doen, verdient een door de maatschappij medegefinancierde mogelijkheid om eerder te stoppen met werken dan op de AOW-gerechtigde leeftijd.
De politiebonden zullen niet klakkeloos accepteren dat er bij de politie vijf jaar lang zestigers hebben kunnen profiteren van extra financiële mogelijkheden om eerder te stoppen met werken en dat die voorziening dan ineens weer ophoudt te bestaan. Wij zullen tijdig in actie komen tegen de dreiging dat de volgende jaargangen zestigers bij de politie op die manier gedupeerd worden. Uiteraard komen we dan in één moeite ook op voor het grote belang van een structurele vroegpensioenregeling voor alle jaargangen politiemensen daarna.
Grillig zigzagbeleid
Ongetwijfeld kunnen we daarbij ook rekenen op actiebereidheid onder jongere collega’s. Ook die zien om zich heen dat tientallen jaren politiewerk niet in je koude kleren gaan zitten. Bovendien is het ook in hun belang om de werkgever te tonen dat hij niet wegkomt met een al te grillig zigzagbeleid op arbeidsvoorwaardengebied.
De overheid doet er dus verstandig aan de totstandkoming van een structurele fiscale regeling op vroegpensioengebied zo spoedig mogelijk te (helpen) realiseren. Gebeurt dat niet, dan zullen de bonden hun achterban mobiliseren om de politieke druk op te voeren. Een verharding van het conflict die ongetwijfeld niet beperkt zal blijven tot de politiesector.