5 januari 2018

Re-integratiebeleid wordt slecht uitgevoerd

De Nationale Politie maakt onvoldoende werk van de re-integratie van gedeeltelijk arbeidsongeschikte politiemedewerkers. Dit kost jaarlijks miljoenen aan loonsancties. Het re-integratiebeleid is op zich goed, maar wordt niet goed uitgevoerd. De NPB dringt daarom aan op een evaluatie van dit beleid waar de bonden en ook een onafhankelijke externe partij bij betrokken zijn.

Werkgevers die na twee jaar ziekte van een werknemer onvoldoende re-integratie inspanningen hebben gedaan of het dossier niet op orde hebben, krijgen van het UWV een loonsanctie. Het aantal loonsancties dat door het UWV aan de Nationale Politie wordt opgelegd is sinds 2013 ruim verdubbeld. De loonsancties bedragen jaarlijks tussen de 2 en 4 miljoen euro. Dat blijkt uit cijfers die EenVandaag in handen heeft gekregen. NPB-voorzitter Jan Struijs heeft er schoon genoeg van dat vijf jaar na de oprichting van de Nationale Politie het ziektebeleid nog steeds faalt. “Het wordt tijd dat die boel een keer op orde komt. Miljoenen aan sancties, dat is hartstikke veel geld waarmee ik hele goeie initiatieven kan verzinnen om mensen echt goed mee te ondersteunen,” sprak hij in de uitzending van EenVandaag van donderdag 4 januari.

Dossiers niet op orde
De politie erkent in diezelfde uitzending dat het ziektebeleid de afgelopen jaren tekort is geschoten. Namens de korpsleiding vertelde Leonard Kok aan EenVandaag dat het aantal sancties de afgelopen jaren is gestegen “omdat er bij de reorganisatie zaken administratief niet goed zijn gegaan. Daardoor hadden wij dossiers niet op orde.” Maar een loonsanctie zou volgens hem niet per se betekenen dat er geen of onvoldoende aandacht is geweest voor de verzuimende medewerker. “De politie heeft een enorme neiging om mensen zo lang mogelijk aan het werk te houden. Dat betekent dat we soms te weinig inzetten op re-integratie.”

Nadruk op externe herplaatsing
De NPB heeft een totaal ander beeld. De ervaring van de NPB is dat vooral geprobeerd wordt om politiemedewerkers met een inzetbaarheidsbeperking extern te herplaatsen, terwijl er intern meer dan genoeg mogelijkheden zijn. In veel gevallen is juridische druk nodig om de werkgever op zijn eigen re-integratieafspraken te wijzen en herplaatsing binnen de politieorganisatie af te dwingen. Vaak komt de politieorganisatie veel te laat in beweging.

Nog meer mis
Mogelijk heeft dit te maken met de inrichting van de organisatie, waarin onvoldoende ruimte is ingebouwd voor medewerkers met een beperking. Wat ook een rol zou kunnen spelen is dat leidinggevenden mogelijk teveel op hun bord hebben of dat er te weinig kennis is van de inhoud van de afspraken. Wat de NPB betreft geldt dit overigens niet alleen voor de afspraken rond herplaatsing, maar ook voor de andere zaken die met ziekte te maken hebben. NPB ziet in de praktijk dat er veel fouten worden gemaakt in de sfeer van de loondoorbetaling en de berekening van de inkomenscompensatie, de inhouding van loonbelasting. Verder verloopt de besluitvorming rond de erkenning van beroepsziektes (zoals PTSS) buitengewoon traag.

Evaluatie onder de pet gehouden
De NPB is nauw betrokken geweest bij het maken van re-integratieafspraken. Het beleid is goed en bevat veel waarborgen om politiemedewerkers met een inzetbaarheidsbeperking binnen de organisatie te herplaatsen. Maar de praktijk is anders. Bij de totstandkoming van het beleid is afgesproken dat snel een grondige evaluatie zou plaatsvinden, zodat waar nodig bijgestuurd kan worden. Vorig jaar heeft de NPB al geconstateerd dat de politie de evaluatie vooral intern houdt en de vakbonden niet betrekt. Dat is geen goede zaak. De NPB vindt het hoog tijd om een grondige evaluatie uit te voeren, waarbij naast de bonden ook een onafhankelijk extern bureau betrokken wordt.