Was er niet meer te halen geweest als de bonden het actieweekend vlak voor Prinsjesdag hadden laten doorgaan?
Het simpele antwoord op deze vraag is: volgens de onderhandelaars is dat niet het geval. Naar hun oordeel was het niet te verwachten dat de werkgever nog meer concessies zou willen of kunnen doen dan hij tot en met donderdagavond 13 september had gedaan (meer geld beschikbaar gesteld, flexplannen van tafel gehaald).
Die inschatting was gebaseerd op twee argumenten. Ten eerste was duidelijk dat de werkgever graag een onderhandelingsakkoord wilde bereiken voor Prinsjesdag. Het was voor hem dus slim om alle concessies die hij nog kon of wilde doen in de voorafgaande week op tafel te leggen.
Ten tweede hadden de bonden de unieke keuze gemaakt om tegelijkertijd te onderhandelen en actie te voeren. Om maximale druk op de onderhandelingen te zetten werd op vrijdag 7 september voor het weekend van 14 tot en met 16 september de driedaagse actie Geen Spoed Geen Politie aangekondigd. Het voorkomen van deze actie was voor minister Grapperhaus en korpschef Akerboom een extra reden om niet langer te wachten en alle concessies die ze nog konden of wilden doen voor 14 september bekend te maken.
Kortom: de getoonde actiebereidheid op weg naar Prinsjesdag was voldoende om de onderhandelingen in een stroomversnelling te doen belanden. Het gevolg was dat sneller duidelijk werd met hoeveel extra (financiële) ruimte de werkgever nog over de brug wilde komen en op welke extra punten er daardoor nog zaken met hem vielen te doen. Dat betekende echter ook dat sneller duidelijk werd met welke harde (politieke) ondergrenzen de bonden dit keer te maken hadden.
Uiteindelijk hebben beide partijen (kabinet en de besturen van de bonden) op vrijdag 14 september hun knopen geteld en de conclusie getrokken dat in de gegeven politieke omstandigheden het maximale onderhandelingsresultaat was bereikt.