3 december 2020

Korps hoeft RPU-verslechtering niet te compenseren

Politiemedewerkers die tussen hun 55-ste en 57-ste gebruik maken van de mogelijkheid van arbeidstijdvermindering via de Regeling Partiële Uittreding (RPU) hoeven door het korps niet gecompenseerd te worden voor hun verminderde pensioenopbouw in die periode. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep bepaald in een door de NPB aangespannen rechtszaak.

Een onverwachte domper, zo typeert de NPB het definitieve oordeel van de hoogste rechter in ambtenarenzaken in deze kwestie. In 1997 werd de RPU ingevoerd om oudere werknemers desgewenst te laten kiezen voor meer rust en regelmaat in hun privéleven. Concreet kregen politiemensen de mogelijkheid om vanaf 55 jaar maximaal 11,1 procent minder te gaan werken en vanaf 58 jaar maximaal 33,3 procent. Op basis van de RPU behielden ze dan de helft van hun salaris over de minder gewerkte uren en volledige pensioenopbouw over hun officiële (= totale) aantal diensturen.

Fiscaal maximum
Nadat de RPU veel oudere collega’s 21 jaar lang goede diensten had bewezen, kwam er in 2018 een kink in de kabel. De Belastingdienst besloot strenger de hand te gaan houden aan het wettelijke (fiscale) voorschrift dat bij cao-afspraken over arbeidstijdsvermindering het doorgaan van volledige pensioenopbouw alleen is toegestaan gedurende maximaal tien jaar voorafgaand aan de pensioenleeftijd. Door het pensioenbeleid van de kabinetten Rutte I en II was de pensioenleeftijd van politiemensen in 2018 opgelopen naar 68 jaar; een jaar later werd zij door een tactische aanpassing van het ABP-pensioenreglement weer verlaagd naar 67 jaar.

Weggevallen voordeel
Het gevolg was dat collega’s die vanaf hun 55-ste gebruikmaakten van de RPU dat een aantal jaren moesten doen zonder het voordeel van doorlopende volledige pensioenopbouw. In eerste instantie drie jaar lang en sinds 2019 twee jaar lang – tussen 55 en 57 jaar. Dat zat de NPB niet lekker, want dit voordeel was niet voor niets onderdeel geweest van de afspraak met de werkgever over de RVU. In feite was de regeling door het aangescherpte beleid van de Belastingdienst minder waardevol en aantrekkelijk geworden dan hij was bedoeld. Zo kon de verminderde pensioenopbouw alleen worden voorkomen door pas vanaf 57 jaar met RPU te gaan of door minimaal een half jaar te stoppen met RPU.

Vertrouwensbeginsel
In zijn pleitnotitie betoogt advocaat David Duijvelshoff dat de korpsleiding van de Nationale Politie alles in het werk had moeten stellen om de verminderde pensioenopbouw te voorkomen of te compenseren. Dat was niet gebeurd en daardoor had het bevoegd gezag het vertrouwensbeginsel geschonden. In het korpsbesluit dat de RPU-deelnemers van de korpschef hadden ontvangen, was hen immers met zoveel woorden toegezegd dat volledige pensioenopbouw gegarandeerd was. Daar mochten ze dan toch op vertrouwen?

De Centrale Raad gaf de NPB daarin principieel gelijk, mede doordat de korpschef zich weinig zorgvuldig had gedragen door zich pas ‘in een zeer laat stadium’ te laten voorlichten over de mogelijke gevolgen van alle ontwikkelingen op pensioengebied voor de RPU.

Belangenafweging
Toch was de zoektocht naar een rechtvaardig oordeel daarmee niet ten einde, aldus de Centrale Raad. De hamvraag was namelijk wat in dit geval zwaarder moest wegen: het individuele belang van het nakomen van de toezegging van volledige pensioenopbouw gedurende alle RPU-jaren of het algemene belang van de inhouding van de pensioenpremie overeenkomstig de belastingwetgeving en het pensioenreglement?

Het eindoordeel van de hoogste bestuursrechter luidt dat in dit geval het algemeen belang het meeste gewicht in de schaal legt. Daarbij is meegewogen dat de korpsleiding wel degelijk zorgvuldig had opgetreden toen de strengere opstelling van de Belastingdienst eenmaal duidelijk was geworden. Toen waren de RPU-deelnemers snel geïnformeerd en was hen ook de mogelijkheid geboden om de RPU tijdelijk stop te zetten.

De NPB vindt de uitspraak teleurstellend en had graag gezien dat er compensatie zou komen voor het gemis aan pensioenopbouw. Nu de hoogste rechter die deur heeft dichtgegooid en op slot gedraaid zijn ook alle andere RPU-zaken die daarop gericht waren helaas zinloos geworden. De betreffende NPB-leden ontvangen daarover persoonlijk bericht.